Judas

Judas gezagsgetrouwe zondenbok

Peer Verhoeven

Het is lang – en misschien nog wel – een prangende vraag geweest, of Judas erbij was toen Jezus voor het laatst met de zijnen aan tafel was. Hoe meer die laatste avond werd teruggebracht tot Jezus’ gebaar en woord rond brood en beker, des te meer behoorde Judas daarvan geen getuige te zijn geweest. Brengt een oud bericht over Jezus’ afscheid – in het evangelie van Lucas nog enigszins op te sporen – hierin opheldering? 

In voorafgaande bijdragen over de eucharistie is geprobeerd een oud bericht over Jezus’ Afscheid op het spoor te komen. Ik meen, dat dit oude bericht – hoezeer later ook overwoekerd – achter en tussen de woorden van het huidige Lucas’ evangelie nog te herkennen valt. Er is op gewezen dat het Laatste Avondmaal volgens die oude overlevering niet zo sereen en devoot verlopen is als gewoonlijk gesuggereerd wordt.

Wie neemt het over?

Naar aanleiding van de beker die Jezus overdroeg aan hen die hem gingen overleven, ontstond er onder de aanwezigen grote verwarring of mogelijk onderling gebekvecht over de vraag, wie nu haantje de voorste zou of moest worden. Jezus heeft toen niemand benoemd, maar gewezen op de ware leider die zich dienaar van allen moet weten en tonen. Lucas maakt hiervan gewag in zijn verhaal over Jezus’ Afscheid. Matteüs en Marcus hebben het, overigens met sprekende overeenkomsten met Lucas, elders in het levensverhaal van Jezus gesitueerd. (Mt. 20//Mc.10)

Des duivels

Dit is niet het enige incident tijdens het Laatste Avondmaal geweest. Veel heftiger heeft het er gespannen tussen Jezus en Petrus. Zoals in voorgaande bijdragen al gezegd, maakt Johannes hier nog toespelingen op. In zijn evangelie weigert Petrus zich de voeten te laten wassen, hetgeen gelijk staat met zich tegen Jezus’ dienstbaarheid tot het uiterste keren. (Joh. 13) Ook in het warrige afscheidsverhaal van Lucas zijn nog sporen te ontdekken van deze heftige confrontatie tussen Jezus en Petrus. De dubbele aanspreking ‘Simoon, Simoon’ wijst ons inziens op een heftige reprimande die Petrus van Jezus krijgt. Bij Lucas is niet meer onmiddellijk duidelijk naar aanleiding waarvan Jezus Petrus een satan noemt. Maar er zijn goede redenen om te vermoeden, dat dit gebeurd is toen het Petrus duidelijk werd dat deze maaltijd het Jezus’ afscheidsmaal was. (Lucas 22,15) Een soortgelijk incident vertellen Matteüs en Marcus ook. Het zou volgens hen echter weer niet tijdens het Laatste Avondmaal zijn voorgevallen, maar op een eerder tijdstip in Jezus’ leven. Ook bij hen wordt wat Petrus zegt satanisch genoemd en bovendien verklaart Jezus waarom. Petrus zou meer bedacht zijn op wat mensen willen en minder of niet op wat God wil. (Mt.16,23/Mc.8,33) Deze verwijzing naar Gods wil lijken we bij Lucas te missen; maar schijn kan bedriegen. 

Judas een naaste

Matteüs en Marcus – of hun voorgangers en latere redactors – zijn er goeddeels in geslaagd het Laatste Avondmaal te kuisen en te ontdoen van al te menselijke, in deze context onwaardige voorvallen. De vierende gemeenten van christenen hadden daaraan bij de herdenking van Jezus’ Afscheid geen behoefte. Het kon zijn laatste samen-zijn met de zijnen, dat steeds meer tot de heilige kern van met name het brood breken werd teruggebracht, alleen maar ontheiligen. Toch hebben Matteüs en Marcus Judas maar amper buiten de deur kunnen houden. Hij is met Jezus de zaal van het Laatste Avondmaal binnen gegaan. Deze beide evangelisten suggereren echter, dat de aankondiging van het verraad al gepasseerd is, wanneer Jezus bij brood en beker zijn testament uitspreekt. Dit neemt niet weg, dat Judas met Jezus en zijn gevolg die laatste avond aan tafel is geweest. Hij wordt – zonder zijn naam te noemen – door Jezus aangewezen als ‘een die met mij eet, een van jullie twaalf die met mij uit dezelfde kom eet. (Mt.26,23/Mc.14,20) Zo wordt hij ook in het Johannes’ evangelie geïdentificeerd. ‘Degene voor wie ik dit stuk brood ga indopen en aan wie ik het dan zal geven.’ (Joh. 13,26) Het wrange van de situatie is blijkbaar, dat een naaste disgenoot plannen door het hoofd spoken om Jezus uit te leveren. ‘Samen tafelen’ betekende in Jezus’ dagen heel wat meer dan samen de maag vullen. Gastheer en gast, disgenoten, beleefden aan tafel een intense band met elkaar.

Ongerijmd

Lucas besteedt aanmerkelijk minder aandacht aan Judas. Min of meer letterlijk vertaald staat er: Maar zie, de hand van die mij overlevert is met mij aan tafel. Want de mensenzoon gaat heen zoals bepaald is, maar wee de mens die hem zal overleveren. Ze vroegen zich onder elkaar af wie van hen zoiets zou kunnen doen.’ (Lucas 22,21-23) Deze passage volgt in het huidige Lucas’ evangelie onmiddellijk op de duiding van het brood als ‘mijn lichaam voor u gegeven’ en de beker als ‘het nieuwe verbond in mijn bloed voor u vergoten’. (Lc. 22,19-20) Lucas lijkt hiermee precies te doen waarvan Matteüs en Marcus nu juist niet willen weten, – namelijk, dat Judas het heilig gebeuren rond brood en beker heeft meebeleefd. Het is een van de vele ongerijmdheden in het Afscheidsverhaal van Lucas, die veroorzaakt zijn door het invoegen van nieuwe elementen in een oud verhaal. De woorden over het brood als Jezus’ lichaam en de beker als zijn bloed hebben niet behoord tot het oude bericht over het Laatste Avondmaal, waarvan bij Lucas de sporen nog te zien zijn. Ze zijn later ingevoegd en kunnen daarom niet de oorspronkelijke context van de aankondiging van het verraad zijn.

Met mij aan tafel

Zoals in een voorgaande bijdrage gesteld, vermeldde het oude bericht andere woorden van Jezus bij het brood: ‘Dit ben ik en ik verzeker jullie dat ge zult eten en drinken aan mijn tafel in Gods rijk.’ (Lc. 22,29-30) De aankondiging van het verraad vangt in Lucas aan met ‘Plèn idou – Maar zie’ wat steeds een flagrante tegenstelling inleidt. Bij dergelijke scherpe tegenstellingen is het gebruikelijk, dat de kern van stelling en tegenstelling met dezelfde woorden wordt uitgedrukt. Bij Matteüs, Marcus en Johannes blijkt Judas een naaste tafelgenoot van Jezus te zijn. Lucas zegt dit letterlijk: Maar zie, de verrader is met mij aan tafel. Deze tafelgemeenschap contrasteert fel met de tafelgemeenschap die Jezus zijn volgelingen in het vooruitzicht stelt. Daarom is het meer dan waarschijnlijk dat Jezus in het oude bericht met brood in zijn handen de komende tafelgemeenschap met hem heeft aangezegd en dat hij onmiddellijk daarop wees op de verrader met hem aan tafel. Judas was geen vreemde; hij was zelfs een disgenoot. Dit is het wrange, dat Matteüs Marcus en Johannes met eigen woorden weergeven. In het oude bericht, dat in het Lucas’ evangelie zijn sporen heeft nagelaten, staat ‘een verrader met mij aan tafel’ tegenover de tafelgemeenschap met hem die Jezus stellig belooft. Judas was er bij toen Jezus deze belofte deed of deze verzekering gaf zoals hij er ook getuige van was, dat Jezus zijn beker overdroeg aan die hem gingen overleven.

Uitgesponnen

De aankondiging van het verraad is in de loop van de tijd steeds verder uitgedijd. Bij Matteüs en Marcus spreken Jezus’ tafelgenoten hem aan. Beiden zeggen, dat de mensenzoon heengaat zoals over hem geschreven is, maar wee de mens die hem uitlevert; het ware beter dat hij niet geboren was. Bij Matteüs vraagt Judas tenslotte aan Jezus, of hij wellicht de verrader is, waarop hij een bevestigend antwoord krijgt. Daarmee valt voor het eerst de naam. (Mt. 26,21-25/14,18-21)

Lucas heeft het kortste bericht over de verrader. ‘Maar zie, de hand van die mij overlevert met mij aan tafel. Want de mensenzoon gaat heen zoals bepaald is. Maar wee de mens door wie hij wordt overgeleverd. En ze begonnen elkaar te bevragen over wie dit zou kunnen doen.’ (Lc.22,21-23) In dit bericht zijn meerdere oudere zegswijzen – hebraïsmen – te herkennen. Bijvoorbeeld ‘de hand van de verrader’. Iemands hand werd in Jezus’ moedertaal genoemd om zijn of haar vriendschappelijke of vijandige houding aan te geven. In Matteüs wordt ‘de hand’ gewoon een lidmaat waarmee je iets kunt doen; Marcus noemt de hand niet. Het Nederlands kent ook dergelijke uitdrukkingen zoals ‘ergens de hand in hebben’ of ‘op iemands hand zijn’. Een ander duidelijk hebraïsme is het gebruik van het passief om daarmee het uitspreken van Gods naam te voorkomen: ‘zoals bepaald is’ voor ‘zoals God heeft bepaald’. In Matteüs en Marcus is dit hebraïsme weggewerkt en wordt ‘zoals bepaald is’ vervangen door ‘zoals over hem geschreven staat’.

Van Petrus naar Judas

Matteüs doet echter nog iets meer, om van de aankondiging van het verraad een zinnig bericht te maken. In het in oude taal gestelde bericht van Lucas wordt als reden voor het verraad gegeven, dat de mens – of de Mensenzoon – moet heengaan omdat het zo bepaald is: Want de mens gaat heen… Het verband is bepaald niet logisch. De uitlevering van Jezus door Judas wordt zo als bedoeld en niet te voorkomen voorgesteld. Matteüs heeft het onlogische hiervan opgemerkt. Hij laat ‘want’ weg. Maar hoe kan dit onlogisch verband ontstaan zijn? Mijns inziens heeft de verwijzing naar ‘wat bepaald is’ oorspronkelijk niet gefunctioneerd bij de aanwijzing van de verrader, maar in het verwijt dat Jezus tijdens de avond van het Afscheid Petrus maakte: Simoon Simoon dit is satanisch, want een mens gaat heen zoals bepaald is. Matteüs en Marcus zullen dit hebraïsme voor Griekse oren duidelijker hertalen: Want je bent niet bedacht op wat God wil, maar op wat de mensen willen. (Mt. 16,23/Mc.8,33) Zo verklaart Jezus bij hen waarom hij Petrus een satan noemt. Dit deed hij echter tijdens de laatste avond met de zijnen en niet eerder zoals Matteüs en Marcus suggeren. In het verhaal van Johannes over Jezus’ Afscheid is Petrus van de satan bevrijd en wordt deze de verleider van Judas. (Joh. 13,2.27) In het Afscheidsverhaal van Lucas wordt Petrus verlost van het scherpe verwijt van Jezus en krijgt Judas het toebedeeld. Daarmee is het begin gemaakt van een steeds verder uitdijende veroordeling van Judas, die niet voor rekening van Jezus maar van de christenen komt.

Evangelie van Judas

Het is louter toeval dat in de dagen waar-in ik aan deze bijdrage werkte, Judas wereldnieuws werd. Een gedeelte van ‘zijn evangelie’ is gepubliceerd en roept levendige discussies op. Wellicht kan dit artikel over hem hierdoor enige actuele betekenis krijgen. Uit Het Evangelie van Judas zou blijken dat deze verguisde apostel de bedoelingen van God met Jezus het best heeft aangevoeld. Hij heeft Jezus mede de dood ingejaagd waardoor deze zich kon ontdoen van zijn aardse omhulsel en ingaan in het lichtrijk.

Deze uitleg zou in Lucas 22,22 een bewijs of aanwijzing kunnen vinden. Er staat namelijk, dat Jezus zal worden verraden, omdat een mens heengaat zoals is bepaald. Judas zou dan hebben meegewerkt aan het uitvoeren van Gods bedoelingen. Hopelijk heb ik enigszins aannemelijk kunnen maken, dat Jezus dit nooit tegen of over Judas heeft gezegd.

 

Plaats een reactie