Hoe verder?

De roerom sept. 2006

Hoe moet het verder?

Peer Verhoeven

Het is bijna dagelijks wel ergens te lezen of te horen, dat de belangstelling voor het religieuze onder de mensen toeneemt, maar dat dit zich niet vertaalt in kerkgang of kerklidmaatschap. Ergens strookt de nieuwe religiositeit niet met de bestaande kerkelijke structuren en vormen van godsdienstbeleving. Er lijkt iets, misschien wel heel veel, te moeten gebeuren om de kerk(en) weer vind- en pleisterplaats van religiositeit te laten worden. Een ervaring die boekdelen spreekt. 

Velen is het waarschijnlijk bekend, dat de kerken tijdens hun weekendvieringen een vast stramien aan lezingen volgen. Er zijn drie series van drie bijbellezingen, die elk een heel kerkelijk jaar – van Advent tot Advent – bestrijken. Voor elk weekend is er voorzien in een lezing uit het Eerste Testament, één uit de Handelingen van de Apostelen of de apostolische brieven en één evangelielezing. Serie A volgt het evangelie van Matteüs; serie B dat van Marcus en serie C Lucas. Johannes komt slechts zo nu en dan aan het woord. 

Bespaar me dit!

Dit jaar (2006) is tot de Advent serie B aan de orde en wordt de evangelielezing dus zo goed als steeds uit Marcus genomen. Van de zeventiende tot en met de éénentwintigste ‘zondag door het jaar’ (juli-augustus 2006) schrijft het lectionarium – lezingenboek – de zo geheten Broodrede uit het evangelie van Johannes voor. Dit is bepaald geen gemakkelijke literatuur. Het verbaasde me dan ook geenszins dat de lector die op de negentiende ‘zondag d.h.j.’ in ons kerkje het evangelie moest lezen, openhartig zei er grote moeite mee te hebben. Niet vanwege woorden of zinnen, maar vanwege de inhoud. Voor de viering zei hij: ‘Bespaar me in het vervolg dit soort lezingen. Wat moet ik ermee en wat kunnen mensen ermee?’ Deze vragen komen bij mij meer dan eens op. Deze lector is een trouwe kerkganger en ervaren voorganger. Hij heeft bijbelcursussen gevolgd en is in een groep onder deskundige leiding bezig met zich op de psalmen te bezinnen. Geen gemiddeld kerkganger dus en toch deze vraag naar aanleiding van het evangelie, genomen uit Jezus’ Broodrede volgens Johannes (6). Vermoedelijk hebben ook vele predikanten zich bij de voorbereiding van die weekendviering afgevraagd: Wat moet ik ermee? En nog meer: wat kunnen de mensen hier nu mee?

Niet te volgen

Op de éénentwintigste zondag door het jaar vangt het evangelie volgens serie B aan met ‘In die tijd zeiden velen van Jezus’ leerlingen: Deze taal stuit ons tegen de borst; wie is nog in staat naar Hem te luisteren?’ Zo valt het evangelie met de deur in huis, maar het is helemaal niet duidelijk, wat of welke taal mensen tegen de borst stuit. Die taal is een week eerder, op de twintigste zondag d.h.j. te horen geweest. Toen ging het evangelie over de verbazing, zo niet ergernis van mensen die zich afvroegen ‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ In plaats van een wat mildere taal te gebruiken gaat Johannes door met: ‘Als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u.’ Wie van de kerkhangers heeft dit een week geleden horen voorlezen en wie zal zich die woorden nog herinneren? Gevolg is, dat het evangelie van de éénentwintigste ‘zondag d.h.j.’ onbegrijpelijk begint en volkomen in de lucht hangt. Iedere pastor, die zijn gehoor respecteert, zal aan dit voorgeschreven evangelie een samenvatting van of verwijzing naar deze voortekst moeten toevoegen. 

Mijn vlees eten

Maar dan nog. Wat stellen mensen zich voor of wat roept het bij hen op, wanneer ze horen ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven …’ De hele uiteenzetting over het vlees van de Mensenzoon eten en zijn bloed drinken begint met de retorische vraag ‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ Waarschijnlijk wordt hiermee gerefereerd aan Jezus’ laatste avondmaal, toen hij met het brood in zijn handen mogelijk gezegd heeft ‘Zie, mijn vlees’. Daarmee wilde hij – met een zegswijze eigen aan zijn moedertaal – zeggen ‘Dit ben ik met hart en ziel, geheel en al, ten voeten uit.’ Wanneer Johannes dit beeld handhaaft en doorzet in ‘Wie mijn vlees eet’ dan bedoelt hij ook te zeggen: ‘Wie geheel in mij opgaat’. ‘Vlees’ vervangen door ‘lichaam’ – zoals de Nieuwe Bijbelvertaling anno 2005 doet – lost niets op. Daarmee blijft de werkelijke betekenis van het evangeliewoord even onduidelijk en vreemd, aanstootgevend. Waarom niet gewoon vertalen ‘Wie mij eet en drinkt’ ? 

Uitleggen!

Sommigen rechtvaardigen een onverstaanbare lezing door te wijzen op de preek, waarin een en ander uitgelegd zal worden. Maar een viering is geen leerhuis en de kerk geen collegezaal. Een liturgische viering vormt een spanningsboog, die om meerdere redenen – soms heel banale – knappen kan. Een lezing die niet te volgen is, aanleiding geeft tot misverstand en misschien zelfs afkeer oproept, laat de aandacht en beleving van de vierende gemeenschap verslappen, doet deze mogelijk teniet. De boog is gebroken en de spanning eraf. De toegankelijke en ontvankelijke geest is gevlogen en de uitleg ‘komt tweedens’! Een lezing in de liturgie is als een symbool. Je kunt ze beide ‘omspelen’, maar moeten ze worden uitgelegd, dan deugen ze niet voor het vieren van leven en geloof.

Hobbyisme

Sommige bijbelgedeelten die nu voor de weekendliturgie gebruikt worden, horen eerder thuis in een leerhuis of op een bijbelcursus. Maar ze zijn als liturgische lezing voorgeschreven. Daarmee riskeren de samenstellers van het lectionarium, dat hun voorstel – soms tot vaak – niet gevolgd wordt en dat gemeenschappen hun eigen keuzes maken. Hier loert het gevaar van hobbyisme. Ook de uitdaging om een moeilijke lezing verstaanbaar te ‘hertalen’ kan dan verdwijnen. De bijbelse boodschap wordt aldus tot enkele ‘toppers’ gereduceerd. Het gevaar dat iedereen ‘zomaar wat doet’ is niet denkbeeldig. Dit is waar. Maar in plaats van dit als hobbyisme, willekeur of gemakzucht af te doen, is het beter de hand in eigen boezem te steken. Om mistoestanden te voorkomen zullen de voorgeschreven lezingen aanmerkelijk kritischer gekozen en verwoord moeten worden. Soms bekruipt me de gedachte, dat ‘Gods woord’ zich alles kan veroorloven. Het moet verkondigd worden, hoe het ook klinkt en of het verstaan wordt of niet. Iedereen onderschrijft, dat de sabbat er voor de mens is en niet de mens voor de sabbat. En de Schrift? Is de mens er voor de Schrift of de Schrift voor de mens? Het lectionarium wekt de indruk, dat de Schrift onaantastbaar is en dat de kerkgangers zich in deze alles moeten laten welgevallen. En dit doen ze allang niet meer. 

Buitenbijbels

In 1978 schreef T. Roszak – in Persoon en Planeet, dacht ik – het volgende. ‘In de huidige godsverduistering kunnen we nergens anders te rade gaan dan bij onszelf. In onszelf. Alles wat we hebben verloren terwijl we langzamerhand zijn geworden tot dit verscheurde en innerlijk gekwelde wezen dat moderne mens heet – zoals het visionair vermogen en de kluizenaarsinzet – ontdekken we opnieuw in het diepst van onze eigen identiteit. Dáár en anders nergens. We graven een tunnel naar onszelf door de bodem van de geest, door het nimmer in kaart gebrachte Zelf dat onze andere, naar binnen gerichte kosmos is.’

Hedendaagse mensen willen niet van buiten af medegedeeld krijgen; hen hoeft niets ‘verkondigd’ te worden. Zij willen ‘het visioen’ in zichzelf ontdekken, laten opleven, bewust worden. Indien goed verwoord en doorleefd gebracht, zullen bijbellezingen daartoe vaak bijdragen. Maar er zijn ook vele moderne teksten, die helpen ‘het diepst van onze eigen identiteit te ontdekken’.

Zo doen de mensen

De praktijk wijst uit, dat waar mensen zelf woorden mogen zoeken om het afscheid van een mens, die hen aan het hart gaat, te begeleiden, meestal uitkomen bij buitenbijbelse teksten. Hetzelfde gebeurt bij huwelijksvieringen. Waar mensen zich aangesproken en nauw bij betrokken voelen, kiezen ze bij voorkeur voor meer eigentijdse lezingen. Is dit geen hint voor de weekendvieringen? Het hoeft niet te betekenen, dat de Schrift uit de christelijke vieringen verdwijnt. Er is veel hedendaagse literatuur, waarin de geest van de Schrift leeft. Een tekst waarin God of Jezus niet genoemd worden kan heel religieus en christelijk zijn. Zo kan ook een buitenbijbelse lezing de bijbelse boodschap bevatten en verwoorden.

Hoe verder ?

Wanneer ik me afvraag ‘Hoe verder?’ dan komen deze gedachten en ideeën al tijden in me naar boven. De verleidingen die op de loer liggen en het gevaar van willekeur, hobbyisme en modieus gedoe, zijn me voldoende bekend. Wie willen laten horen hoe zij het zien? Voor elk serieus geluid staat De Roerom open.

Plaats een reactie